Om goede beslissingen te kunnen nemen moeten we soms wel even nadenken. In dit deel bekijken we welke blokken je in Scratch kan gebruiken om getallen, letters en woorden met elkaar te vergelijken.

Vergelijken

De volgende blokken laten toe om waardes met elkaar te vergelijken. Elk blok is eigenlijk een uitspraak die waar of fout kan zijn. In plaats van fout zeggen we ook wel eens onwaar of vals. In het Engels gebruiken we de termen true voor waar en false voor vals. De volgende blokken kan je vinden in het palet Functies.

Blok Uitleg
<" " \> " ">; Het resultaat van dit blokje is waar als de eerste waarde groter is dan de tweede waarde. Anders is het blokje onwaar.
<" " \< " ">; Het resultaat van dit blokje is waar als de eerste waarde kleiner is dan de tweede waarde. Anders is het blokje onwaar.
<" " = " ">; Het resultaat van dit blokje is waar als de eerste waarde gelijk is aan de tweede waarde. Anders is het blokje onwaar.

Een klein voorbeeldje

Wanneer we het volgende programma uitvoeren zegt Unix vals.

when greenflag clicked say { <"1" = "2">};

We kunnen blokken ook gebruiken om woorden en letters te vergelijken:

when greenflag clicked set [waarde1] to {"a"}; set [waarde2] to {"b"}; say {<(waarde1) \< (waarde2)>}; set [waarde1] to {"aardappel"}; set [waarde2] to {"bloem"}; say {<(waarde1) \< (waarde2)>};

Unix zegt nu twee keer waar. De eerste keer omdat de letter a voor de letter b komt in het alfabet. De tweede keer om dat het woord aardappel voor het woord bloem komt in het woordenboek.

En nu aan de slag

  1. Maak de voorbeelden eens na in Scratch. Begrijp je goed waarom de uitkomst van sommige vergelijkingen waar of vals zijn?
  2. Pas het voorbeeld aan op de volgende manier:
    1. Verander in de laatste vergelijking variabele waarde1 eens van waarde. Neem eens een ander woord of zin.
    2. Verander in de laatste vergelijking variabele waarde1 en waarde2 eens van plaatst. Wat is nu het resultaat?
  3. Een simpele quiz
    1. Gebruik Unix en Ruby voor deze oefening.
    2. Laat Unix aan Ruby vragen of 5 groter is dan 10.
      1. Gebruik twee variabelen, bijvoorbeeld waarde1 en waarde2. Zet waarde1 op 5, en zet waarde2 op 10.
      2. Stel dan de vraag aan Ruby. Gebruik bijvoorbeeld het “zeg”-blokje.
      3. Zend een signaal zodat Ruby kan antwoorden op de vraag.
    3. Laat Ruby antwoorden op de vraag.
      1. Kijk naar het vorige voorbeeldje om te weten hoe je dit zou kunnen doen.
      2. Vergeet niet gebruik te maken van het “ontvang signaal”-blokje.
    4. Kan je ook een quiz maken voor het “kleiner dan”- en “is gelijk aan”-blokje?

Geweldig! Klaar voor het volgende deel? Kom dan maar mee!